Bosgroep Vlaams-Brabant vzw
0683.509.015 / RPR Leuven
Post
Provincieplein 1
3010 Leuven
Zetel
Diestsevest 54, bus 101
3000 Leuven
De meningen over de gewone esdoorn zijn al decennialang verdeeld. In Vlaanderen ziet men deze boom als een exoot, in Walloniƫ, Frankrijk en Centraal-Europa wordt hij als een inheemse boom beschouwd. Omwille van de wetenschappelijke onaantoonbaarheid van het oorspronkelijk inheems of uitheems karakter, wordt steeds meer naar de toegevoegde waarde voor de biodiversiteit van bossen gekeken. Verschillende studies tonen aan dat de boom hierin een cruciale rol kan spelen, zoals de Bosgroepen al jarenlang in het bos observeren. Omwille van de uiteenlopende appreciaties in de sector van de soort vroegen de Limburgse Bosgroepen een advies aan bij het INBO. Het advies groeide uit tot een lijvig rapport, vol met relevante onderzoeksresultaten. We stellen de samenvatting hier graag aan jullie voor!
Vroeger schatte men de biodiversiteitswaarde van de gewone en Noorse esdoorn laag in. In de bosbouw werd de esdoorn niet als een hoogwaardige boomsoort beschouwd zoals eik, maar eerder als een verplegende boomsoort zoals haagbeuk. Daarom werd de overvloedige verjonging als problematisch ervaren. Midden jaren 1980 veranderde de houding tegenover de gewone esdoorn stilaan dankzij nieuwe inzichten over de ecologische positie van de soort. Gewone esdoorn kan een hoge biodiversiteit ondersteunen, neemt een specifieke niche in door zijn schaduwtolerantie en strooiselkenmerken en kan mee zorgen voor structuurrijke bossen.
De laatste jaren benadert men de discussie rond de gewone esdoorn pragmatisch: afhankelijk van de
doelstellingen wordt beslist of er al dan niet met esdoorns wordt gewerkt. Aan de status van de soort
(inheems of niet) wordt minder belang gehecht. Die status kan overigens niet met zekerheid worden
bepaald. Paleo-ecologisch onderzoek laat immers niet toe om de afzonderlijke esdoornsoorten van
elkaar te onderscheiden. Hierdoor is de migratie van esdoornsoorten na de laatste ijstijd moeilijk te
volgen. Het onderscheid in de status van de Spaanse aak (oorspronkelijk inheems) en de gewone en
Noorse esdoorn (oorspronkelijk uitheems), is dan ook vooral gebaseerd op het cultuurhistorische
gebruik van de voorbije 500 jaar. De onderliggende hypothese dat voor die tijd de menselijke invloed
te verwaarlozen was, wordt echter door steeds meer auteurs van tafel geveegd.